Deze website maakt gebruik van cookies

Deze website toont video’s van YouTube. Deze partij plaatst cookies (third party cookies). Als je deze cookies niet wilt, dan kan je dat hier aangeven. Je kan dan geen video’s op deze website zien. Wij plaatsen zelf ook anonieme cookies om onze site te verbeteren. Deze gegevens worden niet aan derden verstrekt.

Deze website toont video’s van YouTube. Deze partij plaatst cookies (third party cookies). Als je deze cookies niet wilt, dan kan je dat hier aangeven. Je kan dan geen video’s op deze website zien.

Presentaties Boerenlandvogelkennisdagen

Presentaties Kennisdag Boerenlandvogels 2023

Na de kennisdag in 2022 was de vraag naar een vervolg groot. Op 12 oktober 2023 ontvingen we een kleine honderd deelnemers bij De Dyck in Woubrugge. Een divers gezelschap van o.a. boeren, agrarische collectieven, terreinbeheerders, vrijwilligers, onderzoekers en andere betrokkenen bij boerenlandvogels nam deel aan deze dag in het teken van kennis uitwisselen, inspireren & leren van elkaar en netwerken. Lees de samenvatting van de dag en klik via de buttons door naar de workshop presentaties.

Opening - Charlotte Floors, projectleider Boerenlandvogels provincie Zuid-Holland

De kennisdag werd gehost en geopend door Charlotte. Zij gaf een update over het Actieplan Boerenlandvogels Zuid-Holland: waar staan we na 4 jaar. Nederland is een belangrijk land voor boerenlandvogels zoals de grutto, kievit, veldleeuwerik en patrijs. In de provincie Zuid-Holland vind je ongeveer 15% van de landelijke gruttopopulatie. Helaas gaat het niet goed met de weidevogels. Om het tij te keren is een forse inspanning nodig. 

 

       

Het jaar van de scholekster - Erik Kleyheeg, senior onderzoeker Sovon

In 2023 is de Scholekster voor de tweede keer vogel van het jaar. En dat is voor het eerst sinds in de ruim twintig jaar dat Sovon Vogelonderzoek Nederland en Vogelbescherming Nederland jaarlijks een vogelsoort in de schijnwerpers zetten. Vijftien jaar na het vorige Jaar van de Scholekster zijn de problemen voor de soort namelijk onverminderd groot. De resultaten van het onderzoek in het Jaar van de Scholekster moeten daarom nadrukkelijk bijdragen aan een betere bescherming van de soort.

Na een korte break ging iedereen uiteen voor de eerste workshopronde. Van de verschillende workshops is een verslag opgenomen met een link naar de presentatie. 

Workshop Plasdras - Arjan van Duijvenboden

Met zijn bureau DNatuur werkt Arjan al 20 jaar aan weidevogelbescherming. Sinds 2008 is zijn agenda als zelfstandig ecoloog voor een groot deel van het jaar gevuld met weidevogel-onderzoek en -advies. Het voorjaar bestaat uit veldwerk en in de loop der jaren heeft hij een groot deel van de weilanden in Zuid Holland en net daarbuiten meer dan eens gezien.

Het actieplan boerenlandvogels 2019-2027 streeft ernaar in 2022 de afname van de grutto tot stand te brengen en om te buigen naar groei. Om dit te bereiken is met collectieven en natuurorganisaties afgesproken het oppervlak plasdrasgebieden te verviervoudigen, voornamelijk door middel van greppel-plasdras. Zo is er door het hele seizoen heen voldoende voedsel en dekking voor de vogels.  

Wat leert de praktijk ons?   

Sinds 2016 worden er al tellingen uitgevoerd voor het collectief Rijn & Gouwe Wiericke (R&GW). Er waren toen in de omgeving nauwelijks plasdrassen. De verzamelde data gaf een beeld waar de grutto zich al graag vestigde, de zogenaamde ‘hotspots. Op basis hiervan werden de eerste plasdrassen aangelegd in de bovenste polder. Wat je zag is dat er door het aansluiten van de plasdrasgebieden migratie ontstond in de onderste polder.

In 2023 lag er plasdras aan weerskanten van de weg, plus nog een nieuwe plasdras. De vergroting van het territorium maakte dat vogels uit de wijde omgeving kwamen om zich te vestigen. In eerste instantie de broedvogels, daarna vogels met jongen. Dit verhoogt het broedsucces en daarmee de kans om de beoogde 65% kuikenoverleving te behalen. Ook kieviten, de luchtmachtdie van levensbelang is voor de veiligheid van hun mede-weidebroeders, vestigen zich graag in deze territoria. Als alle parameters kloppen zie je dat er rust ontstaat bij de vogels en dat ze minder angstig gedrag vertonen naar mensen.  

Parameters 

Het formaat en de plek waar de plasdras wordt aangelegd blijkt een belangrijkere factor dan het aantal. De plasdras moet beschikbaar zijn van februari tot de trek. Omdat in modder (insecten)leven ontstaat is dit een belangrijke voedselbron voor kuikens. Een degelijke, echte plasdras heeft daarmee voor vogels meer effect dan jaarrond beweiding. Biodiversiteit is belangrijk voor het aantal insecten, voedsel voor de vogels. Om de grasgroei te remmen en zo toegankelijk te houden voor de kuikens is het, in gebieden met klei, nuttig om voor te beweiden. Het werkt beter dan uitgestelde maaien, maar kan nooit een vervanging zijn voor plasdras. Een andere optie is aanpassing van het mestbeleid en verschralen. Of zet de plasdraspomp even uit. Ouderdieren met kuikens zoeken graag dekking bij pitruspollen. Houdt de groei van zuring en pitrus wel in de gaten: plasdras en verzuring gaan hand in hand. Voorkom de vorming van een moerasbiotoop zodat je met trots kan blijven kijken naar het succes van jouw weidevogelbiotoop! 

 

 

Workshop Groenblauwe dooradering en boerenlandvogels - Richard Slagboom

Coördinator  Gebiedsdeal 5, thema biodiversiteit. Hij houdt zich bezig met de GroenBlauwe Dooradering in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. De Alblasserwaard is landelijke pilot van Aanvalsplan Landschap en Mooi NL. Daarnaast is hij coördinator van vogelwerkgroep van de Natuur- en Vogelwacht de Alblasserwaard

Aanleiding 

Tijdens deze workshop staan we stil bij de vraag: Is de groenblauwe dooradering (GBDA), ook een kans om het aantal boerenlandvogels te vergroten of zijn er ook bedreigingen. Immers in het Aanvalsplan Landschapselementen  - samen voor biodiversiteit - , is opgenomen dat er 10% GBDA in zuid-Zuid-Holland is gerealiseerd in 2030. 

Voordat op deze vraag wordt ingegaan, vertelt Richard over een project in de Alblasserwaard, wat een pilotgebied is, om te bepalen hoe een groenblauwe dooradering eruit zien? 

Praktijkvoorbeeld: Project prachtsloten 

Dit is een pilot voor meer biodiversiteit in en rond de boerensloot. Door de sloten en oevers ecologisch te beheren kan een enorme impuls worden gegeven aan de biodiversiteit.n deze pilot is er altijd een referentiesloot, deze wordt regulier beheerd (straks en netjes).  

In een prachtsloot ontstaat veel meer variatie. Het monitoren is gedaan met vlinderstichting en een gedeelte via anlb. Er zijn significant meer insectensoorten, meer vissen en meer (eiklompjes) kikkers aangetroffen. Door relatief eenvoudige aanpassingen in het beheer, kan dus snel resultaat kan worden geboekt en helpt bij het vergroten van de biodiversiteit. 

Proces Groenblauwe dooradering 

Er zijn veel partijen betrokken bij dit proces, het agrarisch collectief is een van de partijen. Richard refereert aan “daar waar je mee opgroeit, is je referentie”. Zoals nu de weidse weilanden. Voorheen waren er veel meer landschapselementen. Dus terug naar van Oudsher?  

Naast ecologisch beheerde sloten, maken ook houtige elementen zoals bomenrijen, houtwallen, heggen, knotbomen, griendjes en hoogstam-boomgaarden, onderdeel uit van dit plan, ondergebracht in de natuurbouwstenen. 

Wel is belangrijk om te bepalen waar kan iets wel of iets niet kan. Vragen die meteen opkomen: Moet groen-blauw de basis zijn? Blijft er ruimte voor de weidevogel? Bomen naast plas dras? Hoe verhoudt dit tot de weidevogels? En ook: Het is heel intensief om knotwilgen te beheren. Om de knot in tact te laten, kan dit niet met kettingzager. Er is absoluut voorlichting nodig, zowel voor gemeenten als buitendiensten (loonwerkers), aangezien er geen of weinig kennis is. Hoe gaat het met de kanten laten staan? Trekt dit predatoren aan? Dikke vegetatie/dikke gele lis is aantrekkelijk voor hermelijn en katten om zich in te verschuilen.  

In de pilot is max 25% van vegetatie in de sloten blijven staan en dat levert al veel op, een meer biodiverse plek voor insecten. Ervaring leert ook dat tot 50 meter vanaf de boerderij mee maaien van de slootvegetatie geen dekkinggeeft naar het weidevogelgebied.  

Groenblauwe dooradering kans of bedreiging? 

Als kansen werden gezien: 

  • verbeteren waterkwaliteit, 
  • meer biodiversiteit, 
  • goed uitvoerbaar beheermaatregelen,  
  • makkelijk te realiseren stukjes,  
  • geen kaal landschap. Wel vooral in standhouden van openheid en voorkomen dat de verbindingen tussen weidevogel populaties nog meer versnippert.  
  • Ook voor andere kleine zangvogels, erfvogels en spreeuwen ligt hier een kans. Hierdoor hebben predatoren meer te eten dan alleen weidevogels. 

Als bedreigingen: 

  • Te veel focus op GBDA en te weinig op perceel, door verruiging meer risico op grondpredatie, 
  • beheer slechts voor een paar jaar geregeld.   

Samenvattend: Groenblauwe Dooradering is maar klein onderdeel van aanpak weidevogel. Richard ziet grote kans dat een goede uitrol van GBDA bijdraagt aan weidevogels. 

     

 

Workshop Mozaïekbeheer  - Stefanie Nagelsdiek

Heeft gestudeerd aan de Universiteit Münster. Richting: Geografie en Landschapsecologie. Zij heeft vervolgens in Oost-Duitsland bij een milieukundig adviesbureau gewerkt en is een jaar geleden naar Nederland verhuisd om bij Staatsbosbeheer als provinciale ecoloog voor Zuid-Holland te werken. In haar rol heeft zij veel te maken met weidevogels, maar ook met een heel brede set van andere ecologische onderwerpen tussen duinen en Groene Hart. 

Martin van Holsteijn is sinds 2022 gepensioneerd. Had een technisch beroep in offshore en scheepvaart. Opgegroeid in een polder aan de rand van de stad, met bescheiden aantallen weidevogels (fazant, kievit e.d.) en sinds die tijd geïnteresseerd vogelaar. ​Sinds 2003 lid van de Weidevogelwerkgroep Schipluiden als actief nestzoeker en beschermer in de Woudse Polder. In 2016 werd hij bestuurslid bij de Vogelwerkgroep Midden-Delfland. ​Daarnaast is hij lid van de werkgroep Agrarisch Natuurbeheer van de Agrarische Natuur Vereniging Vockestaert in Midden-Delfland onder de SAN en SNL systematiek, wat per 2014 onder het ANLb systeem overging naar het Agrarisch Collectief Midden-Delfland.

John Kleyweg is altijd actief ondernemer in de tuinbouwsector geweest. Na de verkoop van zijn bedrijf in 2004, is hij zich nog meer gaan focussen op de natuur, en dan vooral de vogels en hun biotoopverbetering. Opgegroeid in de polders van Midden-Delfland. Geïnteresseerd natuurmens sinds zijn jeugd. Sinds 1998 lid van de Weidevogelwerkgroep Schipluiden als actief nestzoeker en beschermer in de Woudse Polder en veldcoördinator “Nederland gruttoland”’ in de Klaas Engelbrechtpolder (Midden-Delfland). Hij is bestuurslid (penningmeester)van de Stichting Vogelwerkgroep Midden-Delfland en heeft vele andere werkzaamheden. Hij is tevens initiator, organisator en uitvoerder vogelkijkwanden, oeverzwaluwwanden, gruttoplas ’t Kraaiennest,  visdiefeilanden en ijsvogelwandjes.

De focus van de workshop mozaïekbeheer: “het creëren van een mozaïek van gras- en bouwlandtypen dat voorziet in alle ecologische behoeften van weidevogels gedurende de verschillende fasen van het broeden (vestiging, nestperiode, kuikenperiode, zomerui (sic!)).”1  

Praktijkvoorbeelden: Polder Stein en Donkse Laagten

Aan de hand van twee voorbeelden, Polder Stein en Donkse Laagten, gaat Stefanie Nagelsdiek (Staatsbosbeheer) in op wat mozaïekbeheer is en hoe je dat doet. Polder Stein, een voormalig agrarisch gebied, is een weidevogelgebied bij de Reeuwijkse Plassen van ongeveer 150 hectare. In samenwerking met een natuurinclusieve, biologische boer wordt een aantal beheermaatregelen toegepast. Zo is er graslandbeheer en vindt een eerste maaibeurt meestal in de tweede helft van juni plaats. Wanneer bij sterkte verruiging wel eerder wordt gemaaid, wordt op aanwezigheid van weidevogels gecontroleerd. Door weilandbeheer is er ca. 10% weiland voor koeien en worden daarvoor percelen gekozen waar minder weidevogels aanwezig zijn. De polder heeft een eigen flexibel peilbeheer: in de winter iets lagere waterstanden om de graslanden niet te veel te laten vertrappen door de vele wintergasten en in het voorjaar zorgen hogere waterstanden voor watervoerende greppels tijdens het broedseizoen.  

Donkse Laagten is een weidevogelgebied en Wintergastengebied (N2000) in de Alblasserwaard. Het is sinds 40 jaar in Beheer van Staatsbosbeheer. Het beheer in dit gebied is gericht op instandhouding. Dit houdt in dat er alleen na 15 juni wordt gemaakt (in overleg met Staatsbosbeheer). Greppels worde onderhouden zodat ze watervoerend blijven en nabeweiding of een tweede maaibeurt vindt later in het jaar plaats. Het beheer is extensief en wordt al jarenlang op dezelfde manier uitgevoerd. 8% van alle uitgekomen eieren groeit uit tot een vliegvlug jong.  

Conclusie

Weidevogelbeheer is geen harde wetenschap. Bovendien is het ene jaar het andere niet; er dient rekening gehouden te worden met weers- en andere omstandigheden. Mozaïekbeheer kán een bijdrage leveren aan goed weidevogelbeheer, maar is niet alleen de oplossing. Voor goed weidevogelbeheer zijn veel factoren belangrijk. 

Beheertypen Midden-Delfland - Martin van Holsteinen John Kleijweg

Vervolgens gaan Martin van Holstein en John Kleijweg (coördinatoren agrarisch collectief Midden Delfland) in op de zes beheertypen die in Midden Delfland worden onderscheiden. De mozaïekmix komt tot stand door de gebruikers (de boeren en beheerders). Er zijn diverse deelnemers met elk hun eigen dynamiek. Boeren kunnen – over de pakketten voor zwaar beheer – een mozaïektoeslag op zwaar beheer ontvangen. Hiermee worden boeren individueel gestimuleerd om tot een eigen mix te komen. Een van de pijlers is bijvoorbeeld de aanwezigheid van minimaal 5% nat biotoop (plas-dras). Mozaïektoeslag is nooit een verdienmodel. Op basis van telrondes in april, mei en juni, die sinds 2015 plaatsvinden, is gekeken naar de optimale mix voor de grutto in het gebied.  Conclusie is dat er altijd sprake is van maatwerk met als gemene deler kruidenrijk en vocht, maar dat vanwege het maatwerk ook de gesprekken aan tafel zo belangrijk zijn.  

Workshop Drones en AI - Bernard de Jong en René van Dam

In 2015 begon Bernard de Jong met vrijwillige weidevogelbescherming in de Krimpenerwaard. Door in de seizoenen veel buiten in het veld te zijn en daarnaast veel te lezen, leerde hij veel over weidevogels, hun gedrag en hun leefgebied. Met het collectief, de boeren en de Natuur- en Vogelwerkgroep werken we samen om weidevogels zo goed mogelijk de ruimte te geven. Sinds 2018 werken ze daarbij ook intensief met drones als hulpmiddel. Weidevogels zijn fantastische en fascinerende dieren en daarom is hij sinds 2020 werkzaam bij Vogelbescherming Nederland om ook vanuit een breder perspectief 
bij te dragen aan het behoud van deze groep vogels.

René van Dam was van kinds af aan veel buiten te vinden, hutten bouwen, voetballen, slootjespringen etc. ​En in het voorjaar de velden af struinen om o.a. eieren te vinden. Een perfecte leerschool om de natuur te ontdekken. Vanuit zijn jeugd is de fascinatie voor weidevogels dan ook al ontstaan. Sinds een paar jaar heeft hij van mijn hobby zijn werk kunnen maken als medewerker bij de Bond Friese VogelWachten. Als vrijwilliger was hij meteen al onder de indruk van de mogelijkheden van drones bij het monitoren en beschermen van weidevogels. Als medewerker zet hij zich verder in om deze techniek zo optimaal te gebruiken en daarmee hun 3500 vrijwilligers te ondersteunen. De huidige stand van zaken zal hij bespreken tijdens de workshop over drones.

Drones in de Krimpenerwaard - Bernard de Jong

Bernard de Jong vertelt over zijn ervaringen met het gebruik van drones in de Krimpenerwaard. Sinds 2018 zijn via het Agrarisch Collectief de eerste ervaringen opgedaan met het gebruik van een drone. Hij zoomt in op deze vragen: Hoe worden drones ingezet en wat levert dit op? Zijn er nieuwe ontwikkelingen? Wat is het potentieel?

De drones worden s ochtends vroeg ingezet in combinatie met een infraroodcamera. De temperatuur in het veld is dan nog laag en daardoor lichten warmere objecten op, zoals dieren en eieren. Al is het soms lastig om onderscheid te maken tussen vogels, hazen en bijv. een molshoop/ hazenleger. En ligt een (Tureluurs-)nest onder het gras dan zijn eieren lastig zichtbaar.

De drone vliegt op ongeveer dertig meter en heeft zon 30 meter zicht; waardoor deze zo min mogelijk verstoring veroorzaakt en de batterij lang genoeg meegaat (hoger vliegen kost meer accuvermogen). Een combinatie tussen de drone en de vrijwilliger op de grond wordt ook toegepast om nesten te kunnen markeren met behulp van de coördinaten en de beelden van de drone. Echter de snelheid van vliegen en lopen op de grond liggen flink uit elkaar(..).

Nestenzoekers en dronepiloten zijn een goede combinatie als het gaat om nesten vinden. Echter de tijdspanne (s morgens vroeg), de beschikbaarheid van de vrijwilligers en de afstand die kan worden afgespeurd zijn beperkende factoren.

Bernard vindt de drone een aanvulling op de weidevogelbescherming. Vrijwilligers en boeren kunnen snel zien of er nog nesten zijn en ze zijn. Uit de ervaringen van de afgelopen jaren is veel geleerd en er is nu betere software om de gegevens voor monitoring op te slaan.

Vanuit de zaal komen verschillende vragen: kunnen drones ook worden ingezet tegen predatoren? Wat zijn de kosten en wat is het bereik van de drone?

   

Ontwikkelingen in software, data en AI - René van Dam

Het tweede deel van de workshop wordt verzorgd door René van Dam. Hij vertelt over de ontwikkelingen in software/ data/ AI. De BFVW heeft 10 weidevogeldrones en inmiddels ruim 70 piloten opgeleid. 8 drones zijn in bezit van lokale vogelwachten. Per drone met accessoires en training is een investering gemoeid van ca. € 12.000 – 14.000, hiervan heeft de provincie 50% gefinancierd en daarnaast hebben lokale fondsen, loonbedrijven en weidevogelboeren geïnvesteerd.

Volgens René ben je afhankelijk van een aantal factoren: flexibiliteit van de piloot, beperkt in tijd en daarmee oppervlak en vroeg opstaan: 1 april (7.13 uur, zonsopgang), 15 juni (5.15 uur, zonsopgang).

De Bond van Friese Vogelwachten heeft onderzocht of kunstmatige intelligentie voor drones kan helpen bij het beschermen van weidevogels. Dit hebben zij gedaan door machine learning: duizenden fotos aanbieden en classificeren. Samen met twee collegas controleerde hij handmatig negenduizend dronefotos op weidevogels en nesten.

De fotos zijn gemaakt met een gehuurde drone met hogere resolutiebeelden. Doel van de proef: het verzamelen van zo veel mogelijk data waarmee drones kunnen worden getraindin het herkennen van nesten en broedende vogels op basis van fotos, een vorm van kunstmatige intelligentie.

Door alle verzamelde data te combineren met behulp van slimme software wordt het in de nabije toekomst mogelijk zichtbaar waar in het terrein barrières zitten die kuikens belemmeren om van de ene naar de andere plek te komen.

Waar ligt de grens tussen bescherming en vinden van weidevogels? 10 à 20% van de vogels en nesten vind je niet met een drone. Wel biedt de drone ook inzicht in vegetatie (mapping) en is het een goed hulpmiddel voor monitoring (geautomatiseerd doorgeven van beelden).

Lunch!

Na de ochtendronde werd er tijdens de lunch volop nagepraat en genetwerkt .

 

Workshopronde II

Workshop Kuikenoverleving - Erik Kleyheeg en Camilla Dreef 

Erik werkt bij Sovon Vogelonderzoek Nederland en is daar als senior-onderzoeker trekker van het thema boerenland. Hij houdt zich bezig met uiteenlopende thema’s rond vogels in het boerenland, waaronder agrarisch natuurbeheer, kuikenoverleving, de ganzenproblematiek en de predatieproblematiek. 

Camilla is zelfstandig ecoloog. Zij combineert (vogel)onderzoek en advies met communicatie. Sinds 2020 volgt ze enkele grutto’s in de Krimpenerwaard (Zuid-Holland) om het ruimtegebruik van gruttofamilies te volgen. ln opvolging van deze studie worden sinds 2022 verschillende gebieden met elkaar vergeleken om de factoren die de kuikenoverleving van grutto’s beïnvloeden beter te duiden. Zonder onderzoek geen kennis om vogels te beschermen. Daarbij is het essentieel om deze kennis ook te delen met een breed publiek. 

Interactie 

Na een korte voorstelronde met de 35 deelnemers, start de workshop met het plakken van 3 post-its aan de hand van 3 vragen: 

  • Van welke soorten wil je de kuikenoverleving weten? 
  • Voor wie is de informatie over kuikenoverleving belangrijk? 
  • Op welke ruimtelijke schaal wil je weten wat de kuikenoverleving doet? 

De resultaten staan ter discussie. 

Meer over broedsucces – Erik Kleyheeg  

Definities & monitoring methoden 

De betekenis die we toekennen aan de woorden, begrippen moet duidelijk zijn. Als je met elkaar praat, is het belangrijk dat je ervanuit kan gaan, dat je hetzelfde bedoelt met hetzelfde woord. 

  • Als we spreken over het broedseizoen: dan is dit de kuiken- en nestfase.  
  • We spreken van nestsucces als minstens 1 ei uit komt,  
  • Met kuikenoverleving gaat het om minstens 1 kuiken die overleeft.  
  • Dit samen noemen we het broedsucces. Voor populatie gaat het om broedsucces en dat de jonge vogels het volgend jaar nog leven. Dit is de reproductie

Vier relevante begrippen en ze nemen allemaal af. Alhoewel er steeds meer aandacht is voor kuikenoverleving, want die is te laag om populatie op stand te houden. Om dit te monitoren wordt ingegaan welke methoden er zijn. Het meest gebruikt wordt de BTS telling: 

  • Eigenlijk alleen geschikt voor grutto. Zij alarmeren goed als ze kuikens hebben en broeden behoorlijk gepiekt, wanneer de meeste vliegvlugge kuikens hebben. De kievit daarentegen heeft een uitgespreid broedseizoen. De uitkomsten worden vertaald naar stoplicht model, een grove methode om een indruk te krijgen. 
  • Bij Observaties gaat het om actief waarnemen van kuiken. Dagelijkse monitoring om zo de overlevingskans vast te stellen. Is goed te gebruiken bij veel nestvliegers. Is wel intensief. Nadeel is dat er gebrek is aan 0-waarnemingen 
  • Daarnaast is er het Kleurringen. Dit geeft een landelijke inschatting aantal vliegvlag geworden kuikens. Het gaat hierbij om een absoluut getal. Dit wordt gedaan in samenwerking van de RUG, VBN en Sovon.  
  • Het zenderen van weidevogels is ook een methode. Zenderstudies zijn het meest specifiek en intensiefst.  

Onderzoek kuikenoverleving – Camilla Dreef 

In het onderzoek zijn 4 studiegebieden opgenomen. Dit zijn De Nesse, Bergambacht/Vlist, de Wilck en Westeinde. Bij het doen van onderzoek in het veld gaat het om het vinden van balans kennis verzamelen vs verstorende factor. 

Na een toelichting op de onderzoekmethoden, zijn er een aantal interessante uitkomsten gedeeld. Zo blijkt dat als gruttos een legsel verliezen, de kans groot dat er een nieuw legsel komt. Wel geldt dit t/m 18 mei. Als er wel kuikens zijn & deze toch niet overleven, dan starten er minder met een 2e nest. In alle jaren is het succes te laag en blijkt dat in agrarisch gebied een hogere overleving is dan in natuurreservaten. Wat kunnen we hier van leren? 

De leefomgeving (soorten grasland) lijkt niet meest drukkende factor te zijn voor kuikenoverleving. De vegetatiehoogte heeft wel invloed. In De Vlist blijkt de vegetatie aanzienlijk veel hoger dan De Nesse, waar het extreem kort is. Dit geeft meer dekking voor de jonge kuikens. 

De hypothese is dat dit korte grasland de predatie in de hand werkt. De bruine kiekendief en hermelijn zijn het meest gevaarlijk. In de Wilck is op dit moment een buizerd gezenderd. Deze brengt veelal mollen naar het nest maar ook een aantal keer een steltloper. Maar uiteindelijk is kuikenoverleving complex, het wordt bepaald door een combinatie van factoren. 

Discussie 

Na de presentaties lopen de sprekers door de antwoorden op de vragen die aan het begin werden gesteld. De sprekers stellen nog een aantal prikkelende vragen ter afronding.  

Waarom wil je weten hoe hoog de kuikenoverleving is? Hierop kwamen verschillende 'leervragen' op, zoals: is een bepaalde maatregel effectief? Kan het succesvolle beheer gekopieerd worden naar andere gebieden? Wat is de sleutelfactor voor gezondheid populatie. 

Wie is er verantwoordelijk voor het bepalen van kuikenoverleving? Daarbij werden meerdere partijen werden genoemd zoals de beheerders, de boer, onderzoekers, de overheid, de provincie. Uiteindelijk vraagt het van verschillende spelers een rol. Dat vraagt kennis, samenwerking en ondersteuning. 

Wat is de grootste bedreiging voor kuikenoverleving? Hier werden meerdere bedreigingen genoemd: Blinde vlek te veel aandacht voor predatie, te weinig insecten, vrees voor meer predatie (vossen populatie enorm toegenomen, kraaien mag je niet beheren). Te weinig kennis bij boeren en vrijwilliger. De interesse en betrokkenheid door alle deelnemers was groot. Dit vraagt om een vervolg.  

Workshop Akkervogels - Niels Godijn en Hugo Langezaal

Wat is er de afgelopen jaren gedaan voor akkervogels in Zuid-Holland? En wat zijn er ervaringen op andere plekken? Wat zijn effectieve maatregelen qua inrichting en beheer? Wat levert het op?    

Niels Godijn - Iedereen weet hoe een kievit eruitziet, maar daar houdt het zo'n beetje op. Net als andere boerenlandvogels is er veel onderzoek naar deze soort gedaan. Desondanks neemt het aantal kieviten af en blijft het onduidelijk waar een kievit bij gebaat is. 

Niels nam het publiek mee naar de achtergrond van het broedsucces in het Zuid-Hollandse akkerbouwgebied. Op het eiland IJsselmonde werd tien jaar lang het broedsucces onderzocht van kieviten in verschillende biotopen. In het ene gaat het prima, in het andere is het armoe troef. Wat is het verschil tussen beide, wat kunnen we leren uit de praktijk en wat moeten we vooral niet doen?

doet onderzoek naar effectieve maatregelen voor akkervogels aan de hand van de kievit. Aanleiding voor het onderzoek was het feit dat het aantal kieviten steeg en daarna daalde, maar dat deze stijging in akkerbouwgebied langer duurde; een interessant verschil tussen twee biotopen, dat ook op de Zuid-Hollandse eilanden merkbaar was. 

Het onderzoek vond plaats op het eiland IJsselmonde, een gebied met industrie, woningbouw en infrastructuur, waar 10% open landschap is en geschikt voor de kievit. Het aandeel en aantal kieviten is op akkerland hoger en de hypothese is dat de toename van kieviten op akkers afkomstig is van grasland uit de omgeving (migratie). Wat zit daar achter? Grote clusters op akkers zijn niet voldoende om het beter te doen. Ook de eifase blijkt geen knelpunt. De kuikenfase daarentegen wel; er is sprake van grote sterfte in de eerste week. Waar het wel goed gaat op akkers is door ogenschijnlijk toeval of op oude/extensieve hoekjes (ook particuliere weitjes, zelfs voor alpacas!) en verslempte plekken.

De boodschap luidt dan ook: behoud momenteel aantrekkelijke plekken, tast het landschap niet aan en zorg voor realisatie van meerjarige braak. Daarnaast wordt aangeraden om onderzoek te doen naar de broedbiologie (inclusief nulmeting) en geef vorm aan natuurinclusieve landbouw.  

Hugo Langezaal - werkzaam als kandidaat promovendus (PhD) bij het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO). Bij het NIOO werkt hij  aan het project Living Lab B7 wat zich richt op biodiversiteitsverbetering in het landelijk gebied van De Bollenstreek. Kennisdeling over biodiversiteitsverbetering,de toepassing ervan te stimuleren in de praktijk en samenwerking met lokale partijen staan hierbij centraal. Binnen het project houdt hij zich bezig met het in kaart brengen van voedselwebrelaties in het agrarisch landschap. De focus ligt op de relatie tussen insecten, insectenetende vogels (Gele kwikstaarten) en landgebruik. Akkervogels, of bollenvogels in dit geval, hebben specifiek zijn interesse en vormen een belangrijk studie-onderwerp.Hugo houdt zich bezig met onderzoek naar de broedbiologie van gele kwikstaarten in de Bollenstreek. In deze streek is sprake van 2600 hectare aan bollenteelt. Van maart tot half juni is de bollentijd, daarna zijn de akkers kaal en worden er soms zomergewassen geteeld. In het gebied worden veel pesticiden gebruikt en dat lijkt tegenstrijdig met het succes van bollenvogelsals veldleeuwerik, gele kwikstaart en kievit. Daarom wordt er onderzoek gedaan naar het broedsucces, vroeg rooien of een tweede leg, gebruik van het landschap en voedsel. Voor wat betreft dit laatste wordt bijvoorbeeld de rol van watergangen (levert aquatische insecten op) onderzocht. De populatie bollenvogels lijkt stabiel, maar er zijn nog kennisleemtes op het gebied van nestsucces, hotspots en zomergewassen. Kansen voor de bollenvogels zijn er op het gebied van bedrijfsvoering van de kweker, biologische teelt, bufferstroken en natuurinclusieve landbouw.  

 

Workshop Ideeëngenerator 

Door: Marc Wilborts

Marc Wilborts is opgegroeid op de Veluwe waar hij als kind de leeuweriken nog hoorde zingen boven de Ginkelse heide. In Velp studeerde hij Internationale land en watermanagement met specialisatie Natural Resources Management. Vanuit zijn standplaats in de Achterhoek met woonplaats Zutphen werkt hij door heel Nederland aan natuuropgaven. Zijn werk als inhuur projectleider bestaat voornamelijk uit de brug slaan van beleid naar planvoorbereiding en planrealisatie van Natuur Netwerk Nederland. Op dit moment is hij werkzaam binnen team Boerenlandvogels bij de provincie Zuid-Holland voor weidevogel kerngebied Zuidpolder.

In deze workshop zijn we met elkaar ideeën gaan genereren: Aan welke knoppen kunnen we nog meer draaien?  Met elkaar ophalen of er nog andere knoppenzijn waar we voor de boerenlandvogels aan kunnen draaien voor succes. Hieronder de ingebrachte ideeën:

Wie zijn er betrokken bij boerenlandvogelbescherming en ANLb? 

  • Provincie(s) 
  • TBO
  • Collectieven 
  • (Weide)vogelwerkgroepen 
  • Agrariërs 

Wat is er nodig?  

  • Data/gegevens: weet wat je wilt meten en zorg voor voldoende en kwalitatieve gegevens om de vragen te beantwoorden 
  • Bij compensatie van bijvoorbeeld bomen/bossen wordt niet gekeken naar de waarde van de polders voor boerenlandvogels (boscompensatie in de Nieuwe Driemanspolder voor de Rijnlandroute. Een integrale beleidsaanpak is hiervoor nodig.  
  • Doorpakken met de stikstofaanpak. Nu de kans om echt veranderingen te realiseren 
  • Minder/geen pesticides en gewasbeschermingsmiddelen; ook niet in toeleveranties en burgers. Breder dan melkveehouderij waar het op het bedrijf zelf minimaal is 
  • Subsidieer en stimuleer kwaliteit van landschap en voedsel niet kwantiteit 
  • Koester boeren 
  • Bij botsende natuurdoelen boerenlandvogels voorrang geven. Vergunningsprocedures hierop ook afstemmen 
  • Boerenlandvogels iig onder Natura2000 gebieden beschermen onder artikel 4.2 
  • Makkelijkere vergunningverlening voor verhoging waterpeilen 
  • Oplossen verschillende regelgeving tussen gebieden en provincies; dat werkt demotiverend en verwarrend  
  • Maak (tijdelijke) afwaardering van grond mogelijk zoals in Friesland. Met contracten vanaf 12-18 jaar is kwaliteit veel beter te realiseren 
  • Kieviten op mais hebben een zeer slechte kuikenoverleving. Dit biotoop moet worden verbeterd om de kievit te behouden.  
  • Om te weinig plasdrassen op te lossen wordt gezocht naar mogelijkheden om de plasdras met steeds twee weken door de polder op te schuiven.  
  • Een timer op de plasdraspompen voor meer variatie in de waterstanden voor meer slikranden. 
  • Beter inzicht in predatie en vossendetectie met bijvoorbeeld drones  
  • Beheer en predatie monitoring mogelijk met radarbeelden?  
  • Scholen van NVWA controleurs en loonwerkers op natuurdoelen  
  • Makkelijk bruikbare app met herkenningsfunctie voor eieren/nesten en die ook met een GPS locatie vastlegt.  Techniek is interessanter voor jongere generaties en vangt kennishiaat op voor herkenning.  
  • Provincie meer financiële ruimte voor een mediator/gespreksleider bij polderoverleggen en overleggen met partners 
  • Meer tijd en aandacht voor polderoverleggen en keukentafelgesprekken 
  • Meer tijd en aandacht voor Weidevogelcafes waar inspiratie kan worden uitgewisseld  
  • Weidevogelcafes kan ook dienen als train de trainer voor het verder brengen van kennis voor nieuwe deelnemers/vrijwilligers 
  • Communicatie en het delen van kaarten op lokaal niveau vergroot de betrokkenheid 
  • TBOs en collectieven moeten op gelijkwaardig organisatieniveau werken én gezien worden  
  • Voor de professionele ontwikkeling van de organisaties heeft de provincie een sturende rol/werking 

Workshop Kruidenrijk Grasland - Celine Roodhart en Pedro Jansen

Celine Roodhart - opgegroeid in weidevogelgebied Eemland en is veldecoloog, met als expertise graslanden, graslandbeheer en weidevogels. Haar dagelijks werk bestaat uit het uitvoeren van graslandnulmetingen voor natuurbeheerders, boeren en particulier natuurbeheerders, volgens de veldgids van W.Schippers maar ook het geven van beheer adviezen, beoordelen van mozaïeken van graslanden voor natuurbeheer certificering en input leveren voor Natuurdoel Analyse adviezen en strategisch-ecologische vraagstukken. Na een studie bos en natuurbeheer met een verdieping in de toegepaste ecologie heeft ze als ecoloog gewerkt bij Royal HaskoningDHV en later in het team Landelijk gebied bij Vogelbescherming Nederland. Nu werkt ze zelfstandig vanuit haar bedrijf Roodhart Veldwerk en binnen samenwerkingsverbanden zoals Lowland Ecology Network en Adviesloket Bodem en Natuur. Daarnaast is ze lid van het deskundigenteam Cultuurlandschap van het OBN. 

Pedro Jansen - werkzaam als onderzoeker bij het Louis Bolk instituut. Door zijn hele jeugd op een melkveebedrijf gewerkt te hebben en hiernaast de opleiding bos- en natuurbeheer en biologische landbouw heeft gedaan was hij al lang geïnteresseerd in de combinatie van landbouw en natuur. Nu doet hij vooral onderzoek naar productief kruidenrijk grasland. Tegelijkertijd begeleidt hij studiegroepen en geeft hij presentaties over dit onderwerp. Op deze manier zorgt hij er voor dat de kennis die wordt opgedaan in verschillende projecten op een praktische manier toe te passen is voor veehouders en haalt hij uitdagingen op waar ze tegenaan lopen bij het in de praktijk brengen van kruidenrijk grasland.

Hoe maak je de omslag van kruidenarm naar kruidenrijk grasland? - Celine Roodhart 

Kruidenrijk grasland is een belangrijk onderdeel in de mozaïek voor weidevogels. Wat past bij jouw bedrijfsvoering en hoe houd je je kruidenrijke grasland ook echt kruidenrijk? Door de juiste keuzes te maken ligt divers kruidenrijk grasland binnen bereik voor iedereen. Balans is het toverwoord.  

Soortenrijkdom en mineralen 

Vroeger ontstonden soortenrijke en gevarieerde graslanden door kleinschalige boerengebruik met beweiden, bemesten en hooien. Voor de ontwikkeling van kruidenrijk gras is het maaimoment cruciaal. In de Veldgids van Wim Schippers zijn de verschillende bloeitijden opgenomen in een tabel. Er zijn 6 graslandtypen te onderscheiden. Te beginnen bij fase 00, de soortenarme raaigrasakker tot fase 5, schraalland met een mozaïek van laagblijvende grassen en kruiden. Voor weidevogelmozaïek zijn verschillende graslandtypen op het bedrijf nodig. Dit bepaalt je focus, de biodiversiteitswaarden en het soort vee. Bij percelen met langjarig ANLB beheer treedt, als er alleen maaisel wordt afgevoerd, verzuring op. Schimmels en bodemleven krijgen geen voeding meer. Dominante soorten in als mos en moeraszwenkgras in je land? Laat bodemmonsters nemen om te zien wat er in de grond aan de hand is. De verhouding calcium/magnesium en het fosfaatgehalte zijn indicator voor de pH van de bodem. Schakel je over naar een ander type grasland? Let dan goed op de aanwezigheid van vlinderbloemigen. Naast de signalering laat deze soort ook zien of de bodem goed gebufferd is.  

Beknopt stappenplan Kruidenrijk grasland

Voor het ontwikkelen van kruidenrijk grasland voor weidevogels (zonder inzaaien van mengsels!) is een stappenplan ontwikkeld. 

 

Productief kruidenrijk grasland - Pedro Jansen

Waarom zou je als agrariër overgaan naar productief kruidenrijk grasland? Het is een onderdeel van het GLB of kan deel uitmaken van de bedrijfsvoering. Als je kiest voor kruidenrijk grasland, maak je beter gebruik van het groeiseizoen over het jaar heen. Gras levert als eerste. Daarna volgt de kruiden productie. Kruidenrijk gras met klaversoorten is rijk aan eiwit. Kostenbesparend, want er hoeft minder krachtvoer ingekocht te worden. Na twee jaar begint de differentiatie op te treden. Bij intensief management is na max. 5 jaar her-inzaai noodzakelijk. Bij extensief beheer blijft de verscheidenheid langer bewaard en wordt meer bezocht door bestuivende insecten. De frequentie en het moment van maaien zijn bepalend voor het voedselaanbod voor de vogels. Begin niet aan productief kruidenrijk grasland op veenweidegrond als je niet in de bodem wil roeren. Op andere gronden gaat dat makkelijker.  

Hoe stimuleer je boeren om over te gaan tot aanleg van andere grastypen? 

Wil je boeren stimuleren om een ander type beheer te voeren, dan moet de vergoeding substantieel worden verbeterd. Intrinsieke interesse is de eerste slag in omschakeling. Hoe past het bij je huidige rantsoen? Zoek vooral verbinding met andere boeren en wissel kennis uit met elkaar. Ieder bedrijf is anders, maar voor iedereen is er iets haalbaar. Het gaat erom de goede mix te krijgen. Mét kruidenrijk gras. Wil je de biodiversiteit verbeteren? Dan zijn inheemse kruiden het mooist. Hoe pas je het perceel management aan? Kies, als productie je drijfveer is, voor buitenlandse rode klaver. Zo ben je niet al na een jaar je kruid kwijt. Onderzoek uit 2009 heeft aangetoond dat mengen met 9% kruidenrijk geen verschil maakte op de productie van melk of vlees. Bij de WUR lopen nog onderzoeken naar de invloed van extensief kruidenrijk grasland op de vee-gezondheid.  

Klimaatopgave en grasland? 

Feitelijk bedrijf je op een hoop compost. Er wordt nagedacht over hoe te gaan met het vee om, wat er wordt overgehouden aan het gewas en de kwaliteit daarvan. In veenpercelen is het vasthouden van koolstof belangrijk. Dan is niks doen ook een optie en de ervaring leert dat het werk. 

 

Afsluiting

Tijdens de gezamenlijke plenaire afsluiting werd kort uitgewisseld wat je meeneemt uit deze dag. Een korte opsomming van wat onder andere genoemd werd geven we graag mee:

  • Kruidenrijk grasland: beter verschalen dan inzaaien
  • Met buurman plasdras aanleggen 
  • Uitwisseling tussen collectieven waardevol om van elkaar te leren
  • Veel technieken en data moet meer bijdragen dan dat het kost
  • Drones goedkoper, kan provincie financieren? 
  • Kennisdelen en samen optrekken om kuikenoverleving te verbeteren 

Na afloop werd er volop nagepraat, met een drankje in de hand en heerlijke hapjes. Op de flip-over bij de uitgang had een deelnemer zijn ervaring van deze dag gedeeld. Treffender dan dit is het niet samen te vatten!  

 

Was deze tip interessant?

Geef hier jouw feedback of deze tip interessant is geweest voor jou.

Vertel ons waarom je deze tip niet interessant vond.

Voor vrijwilligers in Zuid-Holland

Met het platform ZelfDoen in Zuid-Holland faciliteert De Groene Motor vrijwilligers in groen en erfgoed. Lees meer over fondsen, leen gratis gereedschap, schrijf je in voor een cursus of informeer jezelf met ARBO en veiligheidstips.

Om deze pagina op te slaan moet je ingelogd zijn.

Wil je nu inloggen?

Nee

Om gereedschap te kunnen lenen moet je ingelogd zijn.

Wil je nu inloggen?

Nee

Om gereedschap te kunnen lenen moet je eerst een datum kiezen

Wil je nu een datum kiezen?

Nee